Zowel in het technisch secundair onderwijs (tso) als in het beroepssecundair onderwijs (bso) kun je kiezen voor een elektrotechnische richting. Maar wat is het verschil precies tussen de twee? En is het één beter dan het ander?
"Het tso is een mix van theorie en praktijk. In het bso kies je voor een beroep, een vak."
Het technisch secundair onderwijs (tso) is de perfecte mix van theorie- en praktijklessen. Je krijgt heel wat algemene kennis mee én je wordt klaargestoomd om meteen na school aan de slag te gaan. Het beste van twee werelden, zeg maar.
Moest je na het zesde middelbaar nog verder willen studeren, kun je een zevende specialisatiejaar volgen, dat wordt secundair-na-secundair (se-n-se) genoemd. Of je kunt natuurlijk ook kiezen voor hogere studies.
Als je naar het beroepssecundair onderwijs (bso) gaat, kies je voor een beroep, een vak. Het aandeel theorielessen is hier wat minder; de focus ligt op 'doen'. Als je afstudeert krijg je een attest en kun je direct gaan werken. Je kunt in het bso ook nog een zevende specialisatiejaar volgen om je diploma secundair onderwijs te bemachtigen. Dat is handig voor moest je toch nog de studiemicrobe te pakken krijgen.
Stroomt de elektriciteit - figuurlijk - door je aderen? Laat dan je studiekeuze vooral niet afhangen van vooroordelen, maar beslis voor jezelf waar je het liefste mee bezig bent.
Als jij vooral een doener bent, kom je in bso zeker aan je trekken. Het bso wordt vaak gezien als minderwaardig, maar dat is onterecht. Dat je een richting volgt in het beroepsonderwijs betekent niet dat het gemakkelijker is of dat je minder slim bent dan iemand die een opleiding volgt in het tso (of het aso).
Wil je, naast een vak leren, ook je theoretisch-technische en je algemene kennis uitbreiden? Dan is een richting in het tso een goede keuze.