Laadstations voor elektrische voertuigen zijn booming business, zowel voor thuisgebruik als op openbare plaatsen of bedrijven. Tegen 2030 moeten er elk jaar 15.000 nieuwe bijkomen.
Maar het kiezen en installeren van het juiste type laadstation is geen klusje dat je aan eender wie kan overlaten: het vraagt een flinke portie elektrotechnische kennis. Helemaal spek voor jouw bek dus! We leggen je de basis uit in 4 vragen.
Aan het plaatsen van een snellader of supercharger begin je niet zomaar. Ze worden geplaatst door gespecialiseerde bedrijven en zijn een grote investering. Zo’n snellader slurpt liefst 200 ampère, dat jaag je uiteraard niet over het gewone elektriciteitsnet. De bedoeling van de superchargers is om bezitters van auto’s met elektrische batterijen met hoog vermogen snel te laten “bijtanken”. Daar waar een gewoon laadstation tot 22 kW levert, haal je met een snellader tot 150 kW of in de toekomst zelfs tot 250 kW. Een halfuurtje na het inpluggen is je batterij met een capaciteit van 85 kWh dus weer rijklaar.
De laadtijd van een batterij is afhankelijk van:
Laadstations leveren een vermogen tussen 3,7 en 22 kW. Afhankelijk van het type hebben ze 16 A of 32 A nodig, dus in principe kunnen ze op het gewone net geïnstalleerd worden (je leest de aandachtspunten verderop). Je kiest het vermogen van je station in functie van het vermogen van de lader in je voertuig. Heeft je voertuig een lader van 7kW, dan is een laadstation van 22 kW installeren uiteraard niet zinvol. Is je klant de trotse bezitter van een auto met een batterij van 85 kWh, dan kan je wel voor een station met het maximale vermogen van 22 kW gaan, en is de auto na 4u weer rijklaar (mits de juiste kabel). Het is wel slimmer om aan lager vermogen te laden, en zo een hoge kost voor het capaciteitstarief te vermijden. Je kan beter enkel de benodigde kilometers voor de volgende dag bijladen aan een lager vermogen. Met een 7kW laadpaal kan je op 8u tijd (bv. ’s nachts) 312km bijladen moest dat nodig zijn, en kan je alle resterende groene stroom in je wagen opslagen, dat is nóg slimmer.
Technisch verschillen laadstations voor thuis, voor een bedrijf of een openbare plaats niet veel van elkaar. Het onderscheid zit vooral in de uitvoering: bedrijfs- of openbare laadpalen zijn robuuster, ze worden vaker gebruikt en staan in weer en wind. Daarnaast zijn laadstations voor bedrijfs- of openbaar gebruik meestal opgenomen in een netwerk en voorzien van systemen voor energiemanagement. Als meerdere auto’s tegelijk opladen, kan een controller ervoor zorgen dat de beschikbare stroom gelijkmatig wordt verdeeld. Of je kan net prioriteit geven aan het laadstation voor de directeur...
Ook thuis loont het de moeite om je laadpaal slim aan te sturen met een energie management systeem, om je overtollige groene stroom te kunnen opslaan in je wagen, en rekening te houden met het capaciteitstarief
Stekker in en laden maar?
In theorie kan je een laadkabel inpluggen in een huishoudelijk stopcontact. Maar dat is geen goed idee: 12 uur lang 16 ampère door een gewoon stopcontact jagen, is vragen om oververhitting of andere problemen. Voor geregeld gebruik installeer je dus best een thuislaadstation, waarmee je sneller en veiliger kan laden via een aangepaste kabel, laadplug, contactdoos, ... Laadstations werken op wisselstroom, in de wagen zit een omvormer.